De cottage tuin is oorspronkelijk een tuintje
bij een huisje (cottage) waar men groenten en kruiden teelde om het gezin te voeden. Soms teelden ze ook voedsel voor hun kippen en hun varken, die ook verbleven in dat tuintje. Later teelde men ook kruiden voor medicenaal en culinair gebruik.
Men haalde de planten uit het wild en ruilden
zaden en stekken. Alle planten groeiden door elkaar, de kruiden en de groenten
stonden tussen de bloemen. Echte cottage-tuiniers teelde alles wat ze te pakken konden krijgen en zorgden goed voor hun stukje grond.
Op een gegeven moment was het in de mode dat rijken gingen wandelen op het platteland, ze gebruikten het land als ‘landschappelijke parken’.
Sommige landheren bouwden hun dorpen om tot ‘modeldorpen’, zodat men geimponeerd zou raken door de filantropie van de landheer.
De pachters waren hier niet ongelukkig, hun huizen waren goed en
hun tuinen mooi. Hier ontstond (rond 1810) de cottage tuin, met
de landelijke cottages met rieten daken.
Het goede romantiche boeren leven was niet voor alle boeren weggelegd, de
meesten hadden het slecht.
De hogere klassen zagen alleen de de vrolijke rieten daken met de bloemen
voor de huisjes maar niet de armoe, de lekkende daken en de hongerende
kinderen.
Eind 18e eeuw kwam er een filantropische beweging, die de armen op het
platteland wilden helpen. Er kwamen plannen om de armen
zelfstandiger te laten leven. Ze zouden genoeg grond moeten hebben voor
wat kippen, konijnen, eenden, een varken en groenten en fruit voor het hele jaar, en veel bloemen. Zo ontstond de tuin die wij cottagetuin noemen.
Bron: Landelijk tuinieren van Geoff Hamilton.